De eerste kilometer moet ik even mijn ritme vinden. Zodra ik dat ritme heb gevonden, loop ik de polder in. Dat is fijn, de wind waait in mijn rug. Ik word over de polderweggetjes geblazen, mijn benen kunnen me nauwelijks bijhouden. Voor ik het weet ben ik de polder doorgestoken en kom ik uit op de provinciale weg. Hier is het even doorbijten met auto’s die links aan mij voorbij razen, vast op weg naar het werk. Ik doe het iets rustiger aan, zodat ik rechts van het uitzicht over de weilanden kan genieten.
Met een lus kom ik weer uit in de polder. Nu wordt het zwaar. De wind blaast vol in mijn gezicht, mijn handen en benen zijn koud. Maar… ik geniet! Dit is vechten tegen de elementen op zijn best! Geen tijd om na te denken, alleen maar door rennen, omdat je anders achteruit geblazen wordt. Regen die in je gezicht waait, maar wat niet uitmaakt, omdat je weet dat je straks een warme douche kunt nemen. De storm is zo hevig dat mijn oordopjes uitwaaien. Ach, het maakt niet uit, want met deze windkracht hoor ik de muziek toch niet. Alleen mijn stappen tegen de wind in tellen op dit moment. Gedachtes waaien zo mijn hoofd uit, ik hoef even nergens aan te denken. Wie had ooit gedacht dat ik hier van kon genieten.
Na ruim 10 km kom ik weer thuis aan. Mijn rondje zit erop en daarmee komt ook een einde aan de regen. De zon breekt zowaar door en de wind lijkt ook minder hevig te zijn. Alsof het zo heeft moeten zijn, want vechtend tegen de natuurelementen dit was één van mijn fijnste rondjes sinds tijden!